Beton voor lijnvormige elementen :
- C30/37 EE4A S1 20 mm CEM III/A 42,5 N LA
Beton voor verhardingen :
- 50 – 60 MPa (zonder ingebrachte lucht)
- 42,5 – 52,5 MPa (met ingebrachte lucht)
Betonsoorten bestemd voor toepassingen van wegenbouw onderscheiden zich van beton voor kunstwerken door hun verwerking (aanbrenging) en door de belasting waaraan zij onderworpen worden. De vereisten en de principes voor de samenstelling zijn dus verschillend. Het aanbrengen van wegenbeton is zeer specifiek : de verdichtingsmiddelen zijn bijzonder krachtig en het rendement van het aanleggen dient hoog te zijn, rekening houdend met de grote hoeveelheden die men dient te realiseren. De glijbekistingsmachines, uitgerust met talrijke trilnaalden, vergen een homogeen beton met een constante verwerkbaarheid, waarbij de ontkisting onmiddellijk volgt op de verdichting. Wegen zijn, omwille van de grote blootgestelde oppervlakte, bijzonder onderhevig aan de inwerking van atmosferische invloeden. Voor alle wegentoepassingen is de bescherming van vers beton tegen vorst en verdamping van het water van cruciaal belang. Bovendien, in geval van wegverhardingen of bijhorigheden, is de weerstand van verhard beton tegen vorst en dooizouten van primordiaal belang. Zo dient beton dusdanig samengesteld te zijn dat een compact mengsel wordt bekomen met een minimum aan holle ruimtes. Daarom wordt wegenbeton gekenmerkt door een relatief laag gehalte aan zand en een gehalte aan water dat strikt beperkt is tot de hoeveelheid vereist voor de bevochtiging van het mengsel. (Bron: NAAR EEN OPTIMALE SAMENSTELLING VAN WEGENBETON – FEBELCEM)